It falt net ta, ús heit is mei ús mem troud, mar ik moat mei in frjemd
Zodra we uit de luiers zijn, weten we dat trouwen met je eigen moeder of vader - wat je als klein kind nog wel eens als ideaal voor ogen hebt - er niet in zit. Maar wat nog lang niet iedereen weet, is dat trouwen in algehele gemeenschap van goederen, zoals bijna al onze ouders (grootouders en overgrootouders) deden, straks ook van de baan is.
Sinds 1838 geldt voor mensen die trouwen volgens de wet, de algehele gemeenschap van goederen. Bij het uitspreken van het jawoord vloeien alle bezittingen, maar ook alle schulden, van beide echtgenoten samen in één pot. Ook alles wat er nadien bijkomt aan bezittingen en schulden, waaronder ook schenkingen en erfenissen (tenzij de schenker of erflater zelf anders heeft bepaald), vallen in deze gemeenschappelijke pot.
Landelijk gezien trouwt 75% van de stellen in algehele gemeenschap van goederen, de andere 25% maakt vóór ze in het huwelijksbootje stappen een afspraak bij de notaris. Bij de notaris maken ze huwelijksvoorwaarden, waarin zij zelf afspraken met elkaar maken over wat zij wel en niet met elkaar willen delen tijdens en bij het einde van het huwelijk. In onze regio ligt het aantal stellen dat niet naar de notaris gaat aanzienlijk hoger dan het aantal dat voor de wettelijke regeling kiest.
Nieuwe wettelijke regeling vanaf 1 januari 2018
Op 1 januari 2018 wordt de wettelijke regeling aanzienlijk anders. Als je niet bij de notaris huwelijksvoorwaarden hebt gemaakt, dan trouw je vanaf die datum in een beperkte (in plaats van een algehele) gemeenschap van goederen. Alles wat geheel van jou was, blijft behoren tot je eigen vermogen. Alles wat je al gemeenschappelijk had met je partner (in welke verhouding dan ook) voor je ging trouwen, valt in de beperkte gemeenschap. Na het jawoord kennen de pas-getrouwden dus drie soorten vermogens; ieder een eigen vermogen en daarnaast een gezamenlijk vermogen.
Ten aanzien van erfenissen en schenkingen bepaalt de wet dat die te allen tijde tot het eigen vermogen gaan behoren, waarbij het dus niet uitmaakt of je deze vóór of tijdens je huwelijk hebt verkregen. Deze regel geldt uiteraard niet voor mensen die al in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn.
Mocht het huwelijk een “blauwe maandag” duren, dan zal de nieuwe wettelijke regeling bij echtscheiding weinig problemen geven en mogelijk als heel rechtvaardig ervaren worden.
Het vermogen dat je vóór het huwelijk had opgebouwd, is nog steeds volledig van jou en behoeft niet fifty-fifty gedeeld te worden met de ex-partner. En als blijkt dat de ander vóór het aangaan van het huwelijk schulden had, bijvoorbeeld een studieschuld, dan ben jij daar niet aansprakelijk voor.
Ontbinden van het huwelijk in beperkte gemeenschap
Maar wat nu als het huwelijk na verloop van een aantal jaren wordt ontbonden, door echtscheiding of overlijden? Het zal dan, als er vóór het huwelijk niets over de vermogens is vastgelegd, aanzienlijk lastiger zijn om vast te stellen, wat tot welk vermogen behoort. Hoe bewijs je nu, dat je iets al vóór het huwelijk volledig in eigendom had en dus bij echtscheiding niet behoeft te delen?
Hoewel de nieuwe wetgeving bedoeld is om een regeling te treffen die als eerlijk en eenvoudig wordt ervaren, zal deze ongetwijfeld in de toekomst tot veel onduidelijkheden en problemen leiden. Zorg dat je je goed laat voorlichten en alles goed op papier hebt voor je gaat trouwen. Je trouwt tenslotte niet met een totaal “frjemde”, laat de regels van het huwelijk dan ook niet vreemd voor je zijn.
Al het vorenstaande geldt overigens ook voor de stellen die kiezen voor het geregistreerd partnerschap, dat we sinds 1 januari 1998 in Nederland kennen.
Meer weten over het vastleggen van huwelijkse voorwaarden? Neem dan contact met ons op.